top of page

Verklaring

De breuk tussen Rome en Reformatie mag na ruim 500 jaar niet als vanzelfsprekend beschouwd worden. In het licht van de ene Heer, de ene doop en het ene geloof blijft gescheidenheid fundamenteel in strijd met het belijden van de kerk en prikkelt daarom tot zelfonderzoek. Wij geloven immers ‘de ene heilige katholieke apostolische kerk’. 

 

Ruim 500 jaar gescheiden leven ligt inmiddels achter ons. Bij alle strijd en soms zelfs, beschamend genoeg, geweld, heeft de Heer van de kerk ook door deze gescheidenheid heen gewerkt. God is een weg gegaan door de Rooms Katholieke kerk, de kerk die teruggaat tot de tijd van de apostelen en die de afgelopen 500 jaar in de context van de moderne tijd het geloof der eeuwen heeft overgeleverd en geleefd. God is ook een weg gegaan door de kerken van de Reformatie die het apostolische getuigenis op een andere manier hebbenvoortgezet en vormgegeven en waarin belangrijke aspecten van het christelijk leven en geloof tot bloei zijn gekomen. Dat geldt ook voor de kerken die behoren tot de Baptistische traditie en, later, tot de Pinksterkerken. Hoezeer de gescheidenheid ingaat tegen de wil van de Heer en dus schuld is, toch kan, vanwege de barmhartigheid van God, misschien van een felix culpa, een kwaad waar God iets goeds uit heeft laten voortkomen, gesproken worden. Een felix culpa kan echter nooit een laatste woord zijn.  

 

Wij realiseren ons dat de breuk tussen Rome en Reformatie niet zomaar als misverstand kan worden afgedaan en dat er verschillen aan ten grondslag lagen die met wezenlijke elementen van de expressie en vormgeving van het geloof te maken hadden. Deels bestaan die er nog, met name over kerk en ambt. Toch delen we het geloof in de drie-ene God en in Jezus Christus, de Zaligmaker en het ene Hoofd van de kerk. We delen de genade van de doop, wij geloven in de werkelijke aanwezigheid van Christus in eucharistie/avondmaal, wij geloven in de betekenis van het ambt als representatie van Christus en als teken van verbondenheid met het geloof van de ene kerk. Een breekpunt uit de tijd van de Reformatie, ‘de rechtvaardiging door het geloof’, is dat blijkens de gemeenschappelijke verklaring van de Lutherse Wereldfederatie en de Rooms Katholieke kerk over de rechtvaardigingsleer uit 1999 niet meer. Deze is later ook door de World Communion of Reformed Churches onderschreven. Daarmee is de vraag: is dat wat ons nu nog scheidt werkelijk kerk-scheidend? 

 

Met onze verscheurde kerk leven we in het Westen en in Nederland in een post-christelijke tijd. De kerk is gemarginaliseerd en haar imago brokkelt af. Verworvenheden van gisteren worden de kerk uit handen geslagen en het voortbestaan van veel gemeenten en parochies is onzeker. Deze tijd kan er echter ook een van loutering zijn. Een tijd waarin een verscheurde kerk haar eenheid mag vinden in Christus. Een tijd waarin een verenigde kerk door de inspiratie van de Geest geroepen wordt om getuige van het evangelie te zijn.    

 

Christus is verscheurd geraakt maar heeft in zijn liefde over zijn kinderen gewaakt. Brengt Hij ons nu weer - ook onder de druk van de tijd - bij elkaar? Kan het anders dan dat het Christus’ verlangen is dat nu Rome en Reformatie bij elkaar komen en dat zo zijn gebed ‘opdat zij allen één zijn’ (Joh. 17: 21) vervuld wordt? Velen zoeken en verlangen naar de ene apostolische en katholieke kerk, ook in zichtbare gestalte.  Een verenigde kerk die lichaam van Christus en woonstede van de Geest is. Dat zal een kerk zijn waarin aan eenheid en veelkleurigheid recht wordt gedaan. Het zal een kerk zijn in het krachtveld van de heilige Geest, die de gaven geeft die de kerk in dit tijdsgewricht nodig heeft. 

 

Wij geloven dat de schatten die God de kerk in de afgelopen 500 jaar heeft gegeven thuishoren in de kerk die verbonden is met de oorsprong, de kerk van de apostelen, waarvan Christus de hoeksteen is. Het is de kerk die in ons werelddeel vooral zichtbare gestalte heeft aangenomen in de kerk van Rome, maar die door de scheuringen in deze kerk niet meer de volle katholieke gestalte bezit. Dat laatste geldt evenzeer voor de kerken van de Reformatie. Het gaat ons niet om een ‘terug naar Rome’ maar om een bekering van ons allen tot Christus. Dat kan alleen in een weg van gebed, verootmoediging en nederigheid, in het besef dat eenheid een werk van de Geest is en geen menselijke constructie. In die weg zien we een kerk van ‘eenheid in verscheidenheid’ of ‘verzoende tegenstelling’ voor ons. Een verenigde kerk, waarbinnen veel ‘geleefd protestantisme’ een plaats krijgt. 

 

In ons platform is de vraag opgekomen of dit zou kunnen in de vorm van een ‘protestantse ritus’ in de ene kerk? Of is dat een onbegaanbare weg en zullen andere modellen moeten worden overwogen? Hoe kan op de weg van vereniging erkenning van elkaar een plaats krijgen? Genoemd is erkenning van de legitieme betekenis van de paus als herder van de herders en van het sacrament van de eucharistie van de kant van protestantse kerken en erkenning van de legitieme betekenis van de ‘protestantse’ ambten en van het heilig avondmaal van de kant van Rome als stappen naar deze vereniging. 

 

Hier kan makkelijk worden tegengeworpen dat de vraag naar eenheid niet het meest dringend is. Jongeren, zo wordt opgemerkt, zijn veel meer bezig met de groei van hun persoonlijk geloof, pioniers zoeken naar nieuwe gemeenschapsvormen en ‘gewone’ gemeentes en parochies hebben de handen vol om het hoofd boven water te houden. Wat levert vereniging voor hen op, zo is de vraag? Moet het daar wel om gaan? Heeft oecumene niet vaak de bijsmaak van leerstellige vaagheid en ‘water bij de wijn’?

 

Die vragen willen we niet achteloos wegwuiven. Wij geloven niet in een oecumene van de grootste gemene deler en evenmin in een oecumene als project van bovenaf. Een oecumene die de taal van het hart van de gelovigen van binnenuit niet verstaat en daarnaar niet luistert, is gedoemd vruchteloos te zijn. 

Laten we echter allen bedenken dat we Christus niet voor onszelf hebben en dat we niet kunnen leven los van de grote familie van Christus. We kunnen het geloof niet voor onszelf hebben, los van het geloof van de ene kerk. Moeten we daarbij niet eerlijk vaststellen dat we met onze prioriteiten, zorgen en vragen, vaak bevangen zijn in een burgerlijke status quo? Dat we ten onrechte denken onze vitaliteit beter te kunnen behouden in gescheidenheid? Zo onthouden we ons echter de diepe vreugde van de ene kerk van de ene Heer. Zo blijven we in de historie en luisteren liever naar de historische wetten dan gehoorzaam te zijn aan de wetten van de Geest. De Heer zal wel zoveel geduld met ons hebben, dat er ook dan van echt kerkelijk leven sprake is. Maar waarom ons niet openstellen voor het woord van Christus: ‘het zal worden één Herder en één kudde’? 

 

Bram van de Beek

Koert van Bekkum

Eddy Van der Borght

Eric Bouter

Gijsbert van den Brink

Ad de Bruijne

Hans Burger

Wim Dekker

Kees van Ekris

Arnold Huijgen

Anne Westerduin de Jong

Gerard de Korte

Samuel Lee

Almatine Leene

Stefan Mangnus

Marcel Poorthuis

Marcel Sarot

Karim Schelkens

Diederik Wienen

Fokke Wouda

Arjan Plaisier 

Ja, ik sympathiseer met de intentie van de Verklaring.

Hartelijk dank!

bottom of page