top of page

Bijdrage Johannes van den Hende

  • Foto van schrijver: Johannes van den Hende
    Johannes van den Hende
  • 9 okt
  • 11 minuten om te lezen

Bijdrage symposium

Utrecht, 26 september 2025


Ik dank voor de uitnodiging om hier aanwezig te zijn bij dit symposium georganiseerd vanuit het platform Rome-Reformatie met als titel “Twee tradities, één geloof”, heel bijzonder ook bij gelegenheid van het nieuwe boek van dr. Arjan Plaisier dat als titel heeft “Een tijd om de helen”.


Weg van de oecumene als deelname aan het gebed om eenheid van onze Heer Jezus.

Christelijke eenheid en het herstel om te komen tot zichtbare eenheid is de aanleiding van deze bijeenkomst. Het is duidelijk dat het één-zijn van christenen een hartsverlangen is van Christus zelf. Daarvan getuigt het evangelie van Johannes in hoofdstuk 17 waarin de Heer op intense wijze bidt voor de eenheid van zijn leerlingen, toegewijd aan de waarheid (vs 19b). 


Het gebed van de Heer om eenheid reikt verder dan alleen zijn toenmalige groep leerlingen, het gebed om eenheid betreft ook zijn leerlingen van vandaag: “Niet voor hen alleen bid Ik, maar ook voor hen die door hun woord in Mij geloven, opdat zij alleen één mogen zijn” (vss 20-21a). Het valt op dat de Heer zijn leerlingen hier niet opdraagt om de eenheid te bewaren maar dat Hij het voor hen vraagt in zijn gebed tot de Vader. Toch is het christenen niet gelukt om de eenheid onder elkaar te bewaren.


De eenheid heeft een centrale plaats in het gebed van onze Heer. Daarom is het bouwen aan onderlinge eenheid als leerlingen van Christus voor ons niet slechts een mogelijke optie of liefhebberij. Kardinaal Kurt Koch, prefect van het dicasterie voor de bevordering van de Christelijke eenheid, benadrukte in 2021 in zijn boek “Wohin geht die Ökumene? dat oecumene allereerst betekent dat we als christenen instemmen met het gebed van de Heer en dat we het hartsverlangen van de Heer naar eenheid ook tot het onze maken. Hij citeert woorden van kardinaal Walter Kasper, namelijk: oecumene als deelname aan het hogepriesterlijke gebed van Jezus. En het is paus Franciscus die in 2015 schreef dat oecumenisch engagement allereerst antwoordt op het gebed van de Heer zelf en daarop gefundeerd is.


Weg naar Christelijke eenheid, gedragen door gebed en vruchten van het gebed om eenheid. 

In de inleiding van zijn nieuwe boek dat vandaag wordt gepresenteerd, maakt Arjan Plaisier duidelijk dat hij de vruchten van onze deelname aan het gebed van de Heer ziet en herkent, want -zo schrijft hij- “de afgelopen decennia hebben oecumenische bewegingen de geesten rijp gemaakt voor de vereniging van de kerk” (p. 9). 

Genoemd worden de oprichting van de Wereldraad van Kerken in 1948 en het Tweede Vaticaans Concilie in de jaren 1962-1965. Heel specifiek gaat de focus naar de verhouding tussen Rome en Reformatie, ook al is het eveneens belangrijk om de verhouding met de kerken van het Oosten de nodige aandacht te geven. Dit in het besef dat in de loop der tijd de kerkgeschiedenis meerdere breuken heeft gekend. Maar het symposium van vandaag en ook het boek dat gepresenteerd wordt hebben hun wortels in het initiatief van het platform Rome-Reformatie.

De ontwikkeling van de Raad van Kerken vanaf 1948 wereldwijd en vanaf 1967 in Nederland, het plaatsvinden van het Tweede Vaticaans concilie in de jaren zestig en de doorwerking ervan in de oecumene mogen we zien als vruchten van het gebed om eenheid, waarin we samen met de Heer optrekken en volharden; met de ontvankelijkheid die nodig is voor de ingevingen van de Heilige Geest als Helper en Trooster; mede in het besef dat de Geest als eretitel heeft: de Geest der waarheid, waarover Christus voorafgaande aan zijn hogepriesterlijke gebed om eenheid aandringend spreekt in Johannes 14 tot en met 16.


Verkondiging van het evangelie

Wanneer we op de weg van de oecumene kijken naar de missionaire taak van de Kerk dan komt naar voren dat verdeeldheid de verkondiging van het evangelie schade brengt. Bij aanvang van het Tweede Vaticaans Concilie was dit zondermeer het aanvoelen van paus Johannes XXIII toen hij in zijn opening speech op 11 oktober 1962 zei dat het gebrek aan eenheid tegen Christus’ gebed om eenheid ingaat en omdat een groot deel van de mensheid nog geen deel heeft aan de bronnen van Gods genade. Deze overtuiging zien we terug in het conciliedocument Unitatis Redintegratio, namelijk: ‘verdeeldheid is in strijd met de bedoeling van Christus en ook een ergernis voor de wereld en de evangelieverkondiging aan alle schepselen wordt er door geschaad’ (UR 1). Later stelt paus Johannes Paulus in 1995 in zijn encycliek Ut Unum Sint dat de oecumenische beweging betrekking heeft op de liefde die God de mensheid toedraagt in Jezus Christus en wanneer men die liefde belemmert begaat men een vergrijp omdat God alle mensen in Christus wil verzamelen’ (UUS 99).


Kortom, het hartsverlangen van Christus naar eenheid is onze belangrijkste reden om te bouwen aan christelijke eenheid en die te herstellen. En omdat de verspreiding van de blijde boodschap wezenlijk tot onze van Christus ontvangen zending behoort, is de seculiere tijd waarin wij leven een extra aansporing om als christenen één te zijn omwille van de verkondiging van het evangelie.


Dialoog in de oecumene

Het was paus Paulus VI die in 1964 in zijn encycliek Ecclesiam Suam (nog in de periode van het Tweede Vaticaans Concilie zelf) een pleidooi hield voor een geleefde houding en praktijk van dialoog. Hij onderscheidde vier cirkels van dialogen. Ik zal ze hier noemen, zónder deze vier cirkels uitgebreid te bespreken, namelijk: (1) dialoog met betrekking tot alles wat menselijk is; (2) dialoog met hen die in God geloven; (3) dialoog met alle christenen (de gescheiden broeders en zusters, kortweg fratres seiuncti); en (4) dialoog in de Katholieke Kerk zelf.


Waar het gaat om de dialoog met alle christenen, komt de grote waarde van deze dialoog, de oecumenische dialoog, ter sprake in meerdere documenten, bijvoorbeeld in 2013 in het document ‘van conflict naar gemeenschap’ (met het oog op de herdenking van 500 jaar Reformatie in 2017) en al eerder in het oecumenisch directorium van de Pauselijke Raad voor de eenheid der christenen in 1993 en in de reeds genoemde encycliek Ut Unum Sint van paus Johannes Paulus II uit 1995.


Wat wordt van ons gevraagd bij een dialoog op de weg van de oecumene? 

Wat is er gemoeid met een oecumenische dialoog? Met behulp van de encycliek Ut Unum Sint noem ik in dit kader kort drie punten, die niet denkbaar zijn zonder gebed en zonder de werking van de Heilige Geest.

  1. Dialoog vraagt de inzet van de gehele persoon, van hoofd en hart. In een goede dialoog geeft iemand niet alleen gedachten en ideeën maar is de dialoog ook een oprecht geven van zichzelf. 


  1. Belangrijk is dat men bij een dialoog overgaat van een houding van vijandschap naar een opstelling waarbij men elkaar wederzijds als partners erkent. Men moet in een dialoog van de veronderstelling uitgaan dat de gesprekspartner verzoening wil, naar eenheid in de waarheid verlangt. Uitingen van wederzijdse vijandschap moeten verdwijnen.


  1. De oecumenische dialoog werkt ook als een gewetensonderzoek. “Als wij beweren zonder zonde te zijn, bedriegen wij onszelf en woont de waarheid niet in ons” (Joh. 1, 8). Dit betekent dat wij in de gezamenlijke dialoog de zonde van verdeeldheid op het spoor komen en overtuigd zijn van de noodzaak tot bekering. Onder verwijzing naar paus Paulus VI, spreekt Johannes Paulus II van een dialoog van bekering, een oecumenische dialoog als dialoog van heil.


In dit kader zou ik naast het profiel van de oecumenische dialoog tevens drie voorwaarden willen noemen die m.i. nodig zijn voor een goede dialoog die in het kader van de oecumene, een dialoog die we (ondersteund door gebed en de werking van de Geest) allereerst als een gave moeten beschouwen. De drie voorwaarden voor een goede oecumenische dialoog die ik wil noemen zijn de volgende:


  1. Kennis en ondervinding van de eigen identiteit is onontbeerlijk als waarachtige bijdrage aan de oecumenische dialoog


  1. Als deelnemer dient men een oprechte interesse te hebben in de ander met wie men de dialoog aangaat en voert 


  1. Fundamenteel is het wederzijds vertrouwen en de overtuiging dat in de deelnemers aan de dialoog de heilige Geest werkzaam is


Wat betreft het derde criterium wil ik u de woorden van paus Franciscus hierbij niet onthouden. ik citeer: ‘Als wij werkelijk geloven in de vrije en overvloedige werking van de Geest, hoeveel kunnen wij dan nog van elkaar leren! Het gaat er niet alleen om inlichtingen te krijgen over de ander om hem beter te leren kennen, maar te oogsten wat de Geest in hen ook als een geschenk voor ons heeft gezaaid’.


In deze geest is het te begrijpen dat dr. Arjan Plaisier in zijn nieuwe boek de twee tradities van Rome en Reformatie als kracht wil laten zien. 


Oecumenische dialoog Rome-Reformatie 


Het nieuwe boek dat vandaag wordt gepresenteerd heeft als titel: het is tijd om te helen. Toen ik het boek mocht gaan lezen, kon ik de weg van de oecumene in dialoog zoals zojuist in mijn bijdrage geschetst goed proeven. Een geleefde gezindheid en praktijk van broodnodige dialoog op de weg van de oecumene. Het is geen dialoog die euforisch en hilarisch te werk gaat, maar een dialoog die in alle nuchterheid wordt ondernomen met vertrouwen op de werking van de Heilige Geest, begeleid door gebed en vanuit het verlangen naar eenheid dat we met Christus en elkaar mogen delen.


Nee, het boek schetst geen dialoog die euforisch te werk gaat. Arjan Plaisier beklemtoont: ‘het is natuurlijk onzinnig om te denken dat de breuk tussen Rome en Reformatie met een pennenstreek ongedaan gemaakt kan worden’ (p.12). Het boek beoogt geen light version van dialoog maar een oecumenische dialoog van diepgang om tot heling, tot herstel van christelijke eenheid te komen. “Het gaat om openheid en vrijmoedigheid in luisteren en spreken, in het geloof dat de Geest van God daardoor werkzaam is” (pg. 65).

Met deze gezindheid van dialoog mag je de hoofdstukken 4 tot en met 11 van het boek “Een tijd om te helen” beschouwen als het hart van het boek, waarin de eerste contouren van vruchten van oecumenische dialogen worden beschreven en doordacht. De schrijver bedient zich in de hoofdstukken 4 tot en met 11 telkens van twee begrippen die hij als kenmerkend bestempeld voor Rome en voor de Reformatie. De acht tweetallen van begrippen (geloof en werken, woord en sacrament, etc.) worden dialectische paren genoemd. 


Kleine anekdote. Ik moet toegeven dat ik bij de aanduiding dialectische paren heel even de associatie had van mensen die twee aan twee hun eerste danslessen volgen en nog wat onwennig elkaar bijna doen struikelen en zo nu en dan ook op elkaars tenen gaan staan. Maar eigenlijk is dat misschien flauwe beeld helemaal niet zo raar als we beseffen dat je ook in de oecumenische dialoog elkaar soms ongewild op de tenen staat of enigszins op de hak neemt.


Grenzen aan de oecumenische dialoog

Dialoog in de oecumene heeft ook grenzen. Ik herinner mij een commentaar van de toenmalige kardinaal Joseph Ratzinger, de latere paus Benedictus, die bij de gezamenlijke verklaring van de Lutherse Wereldfederatie en de Rooms-Katholieke kerk over de rechtvaardigingsleer in 1999 opmerkte dat de eenheid was gegroeid en de last van de scheiding omtrent de rechtvaardigingsleer geringer was geworden, maar dat je ook moet uitkijken dat ‘kerkscheiding en het ware geloof aan steeds subtielere onderscheidingen zou hangen, terwijl het geloof toch eigenlijk voor de eenvoudigen is bestemd’. 

Ik meen deze zorg ook te horen doorklinken in de verklaring van het Platform Rome-Reformatie uit 2024, namelijk: ‘een oecumene die de taal van het hart van de gelovigen van binnenuit niet verstaat en daarnaar luistert, is gedoemd vruchteloos te zijn’.

Duidelijk is ook dat de weg van de oecumenische dialoog geen automatisme kan zijn die een bepaalde manier van spreken met elkaar in stand zou houden als een gewoonte zonder dat het verlangen naar werkelijke voortgang om de zichtbare Christelijke eenheid te herstellen in leven blijft. 


Groeien in zichtbare eenheid

Waar het gaat om de zichtbare eenheid van Rome en Reformatie te bereiken, is er in onze tijd om te helen en bij het gevoel van urgentie, toch ook steeds ruimte nodig om verder te groeien naar eenheid. We worden bemoedigd door de overtuiging dat christenen ook nu al veel gemeen hebben, niet in de laatste plaats op grond van de eerbied voor de Schrift, het sacrament van de Doop en de geloofsbelijdenis, de verkondiging van Christus de gekruisigde. Arjan Plaisier beklemtoont dat er al een eenheid ligt die uitgaat boven alles wat tot verdeeldheid heeft geleid maar verder herstel van eenheid is geen kwestie van louter organiseren.


Groeien in zichtbare eenheid. Omwille van de bemeten tijd maak ik een sprong. In de verklaring van Rome-Reformatie en zeker ook in het boek van Arjan Plaisier is er sprake van een gevoelde urgentie waar het gaat om zichtbare eenheid te bereiken. Tegelijkertijd blijft ook nog steeds het besef dat verdere groei nodig is aangezien de weg van de oecumene nu eenmaal door ons hart moet gaan. Dat geldt voor kerken en geloofsgemeenschappen en ook voor afzonderlijke gelovigen die zich persoonlijk bekennen als leerlingen van Christus en als leden van de Kerk. 


Het gaat op de weg van de oecumene, op de weg naar zichtbare eenheid, niet in de eerste plaats om organiseren en structureren. Toch komt in de verklaring uit 2024 en in het nieuwe boek “Tijd om de helen” ook een gedachte op die als een organisatorische maatregel zou kunnen overkomen. Ik bedoel de vraag of in de kerk van Rome - door Arjan Plaisier ‘moederkerk’ genoemd - de traditie van de Reformatie een plaats zou kunnen krijgen in de vorm van een protestantse ritus. 


Inderdaad kent de Rooms Katholieke Kerk naast de latijnse ritus nu reeds meer dan twintig andere -voornamelijk oosterse- ritussen die deel uitmaken van de gemeenschap van de Rooms Katholieke Kerk als geheel. Een specifieke ritus in de Rooms Katholieke Kerk is nooit een onderafdeling maar altijd een gelijkwaardig deel van de gemeenschap van de Kerk van Rome, in verbondenheid van geloof en leer, maar zo nodig met een aantal specifieke canonieke bepalingen, eigen aan de ritus.

Op de weg van de oecumene hebben de tradities van Rome en Reformatie in hun dialoog nog verdere groei nodig waarbij het gaat om de binnenkant én de buitenkant. De gemeenschap van de Kerk is immers een geestelijke en zichtbare werkelijkheid. Er zijn reële obstakels en er kan geen sprake zijn van koehandel, zo schrijft Arjan Plaisier in zijn boek (pg. 239).


Bekering en deelname aan de oecumene

Graag wil ik met betrekking tot de oecumenische beweging nog iets zeggen over de gelovigen van de Rooms Katholieke Kerk en benadrukken dat het in de oecumenische beweging niet alleen gaat om de wederzijds toenadering tussen de Rooms Katholieke Kerk en andere christenen. Het gaat zeer zeker ook om de verdere groei van katholieke gelovigen zelf waar het gaat om hun volledige inlijving in de kerkelijke gemeenschap als het lichaam van Christus. 


Daarvoor is bij voortduring bekering en vernieuwing nodig . Het oecumene-decreet van het Tweede Vaticaans Concilie zegt ten aanzien van de katholieke gelovigen bij het oecumenisch werk: “vóór alles (imprimis) moeten zij zichzelf eerlijk bezinnen op de vraag, wat in het eigen katholieke milieu bereikt en vernieuwd moet worden om het eigen leven tot een getrouwer en duidelijker getuigenis te maken van de leer en de instellingen die Christus door middel van zijn apostelen heeft overgeleverd” (Unitatis Redintegratio 4).

De oecumenische beweging vraagt van katholieken dus niet alleen de bereidheid tot dialoog en het talent van luisteren en spreken met andere christenen, maar de oecumenische inzet veronderstelt ook in het eigen persoonlijk geloofsleven een godsdienstig niveau van gebed en bekering, in het besef dat het op de eerste plaats de heilige Geest is die het groeien in eenheid bewerkt. 


Het oecumenisch directorium benadrukt in artikel 55 dat de zorg voor het herstel van de eenheid de gehele Kerk aangaat, dus ook de individuele katholieke gelovige. Bisschoppen hebben een belangrijke verantwoordelijkheid waar het gaat om de oecumene, en dat beleef ik ook als zodanig, maar de voortgang van de oecumene heeft de betrokkenheid nodig van de gemeenschap van de Kerk in haar volle breedte inclusief nieuwere generaties.


Woord van dank

Dames en Heren, heel bijzonder beste Arjan en andere leden van het platform Rome-Reformatie. Ik ben dankbaar om vandaag aan dit symposium deel te nemen en te mogen meemaken, in het besef dat we als christenen elkaars tochtgenoten zijn op de weg naar eenheid, om samen te getuigen van het evangelie in de wereld van nu.


+ Johannes van den Hende







 
 
 

Opmerkingen


bottom of page