Reactie op het boek "Een tijd om te helen" van Arjan Plaisier
- Maarten Wisse

- 27 okt
- 15 minuten om te lezen
Eigen betrokkenheid bij het thema
Dank voor de uitnodiging om hier te reageren op het boek Een tijd om te helen, geschreven
door Arjan Plaisier. In de afgelopen jaren was ik nog niet actief betrokken geweest bij het
platform Rome-Reformatie. Desondanks draag ik de dialoog tussen Rome en Reformatie wel
een goed hart toe. Mijn eigen ervaringen op dit gebied liggen vooral op het praktische vlak. Zo heb ik een aantal jaren aan een katholieke faculteit gewerkt en mij daar, als het ware, in de rooms-katholieke theologie ondergedompeld, zonder dat ik daarbij per se een expliciete
oecumenische rol vervulde. Zijdelings had ik wel zoān oecumenische rol bij het begeleiden van een proefschrift met een duidelijk oecumenisch thema: de Gemeinsame ErklƤrung zur
Rechtfertigungslehre zoals die in 1999 door de Lutherse Wereldfederatie en de Rooms-
Katholieke Kerk is ondertekend.1(Vitalis Mshanga, The Future of Ecumenism: A Critical Re-evaluation of the Joint Declaration on Justification and Its Contribution to the Ecumenical Process (Riga: LAP LAMBERT Academic
Publishing, 2012).)
Daarnaast zie ik bij mezelf in de afgelopen jaren een katholiserende tendens. Je ziet die
bijvoorbeeld terug in het rapport over de ambten in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), dat ik samen met een aantal andere protestantse theologen een aantal jaren geleden heb geschreven.(Maarten Wisse and others, Geroepen door Christus: een theologie van de ambten (Utrecht: KokBoekencentrum, 2023). Anders dan voorheen wordt dat rapport gedragen door een veel substantiƫler ambtsbegrip dan ik tot dan toe had ontwikkeld. Als je bijvoorbeeld kijkt naar mijn eigen eerdere werk, zie je dat dat gestempeld is door een minimaal ambtsbegrip. In Zo zou je kunnen geloven staat een heel kort hoofdstuk over de kerk, met daarin een uiterst minimalistisch ambtsbegrip.3 (Maarten Wisse, Zo zou je kunnen geloven (Franeker: Van Wijnen, 2013). En ik was destijds ook van mening dat het zo moest, al verzuchtte ik ook
weleens dat mijn ambtsbegrip zo minimaal was, dat het onmogelijk juist kon zijn. Wat mij heeft geholpen om van dat al te minimale ambtsbegrip af te komen, was onder andere mijn eigen ordinatie ā zoals we dat tegenwoordig in de PKN noemen ā tot predikant en het onderzoek dat ik samen met een student deed naar de rol van het ambt bij de bediening van het Avondmaal.4(Maarten Wisse and Fabian Eikelboom, āAlle gelovigen zijn gelijk, maar sommigen meer dan
anderen: Een verkenning van de relatie tussen avondmaal en ambtā, Kerk en Theologie, 68.1(2017), 64ā83.)
Genoeg over mijn eigen oecumenische engagement. Ik zal nu vooral reageren op het boek van Arjan. Het komt niet zo vaak voor, maar ik heb eigenlijk niet zo veel kritiek op wat Arjan in dit boek betoogt. Ik zie het vooral als een boek waarin hij probeert de leerstellige geschillen die er traditioneel tussen protestanten en katholieken bestaan, op een nieuwe manier te bekijken. Hij wil aantonen dat de beide tradities compatibel zijn. Naast deze focus op compatibiliteit zit er ook een component in van het laten zien van het mooie in beide tradities, juist op de gebieden die hij aansnijdt. En dat zijn eigenlijk alle grote gebieden waarop in de geschiedenis controverse is geweest tussen Rome en Reformatie. Hij wil laten zien dat, ondanks alle leerstellige verschillen uit het verleden ā of misschien zelfs ook nog wel uit het heden ā je juist in of door die verschillen elkaar kunt verrijken. Uiteindelijk, zo is zijn stelling, heb je daardoor geen reden meer om je in twee verschillende kerken te bevinden.
En ik ben het met hem eens. Ik denk dat hij op al die verschillende gebieden heeft laten zien dat er compatibiliteit is en dat de verschillen niet langer kerkscheidend hoeven te zijn. Soms zou ik zelf misschien andere argumenten gebruiken, maar in essentie deel ik zijn conclusie. Ja, soms sta ik bekend als iemand die polemisch kan zijn en die scherpslijperij kan bedrijven, maar bij dit boek heb ik vooral veel instemming. Dat is natuurlijk niet zo leuk, want we zijn hier vanmiddag niet alleen maar bij elkaar om elkaar complimentjes te geven, maar ook om met elkaar een debat te voeren over de potentie van die eensgezindheid tussen Rome en Reformatie.
Gelukkig heb ik wel vragen. Die vragen gaan eigenlijk minder over wat er wĆ©l in het boek staat, maar meer over wat er soms nĆĆ©t staat, of over de status van het boek als geheel. Wat beoogt dit boek nu precies te doen? En is het dan helemaal geschikt voor datgene wat het beoogt te doen? Of is het eigenlijk nog niet helemaal duidelijk wat het boek beoogt te doen? Ik ben benieuwd naar Arjans reactie op mijn soms wat prikkelende vragen. Maar ik doe dat dus vanuit een grote congenialiteit met wat hij in ieder geval in brede zin beoogt, namelijk Rome en Reformatie bij elkaar te brengen.
De eenheid van de kerk: een contextuele benadering
Ik begin bij een thema waar het boek ook mee begint: de eenheid van de kerk. De vraag die ik daarbij heb is: wat bedoelen we nu eigenlijk precies met āeenheidā en met ākerkā? Arjan betoogt in het hoofdstuk over de kerk dat institutionele en zichtbare eenheid niet zomaar een ānice to haveā is, een kers op de taart, maar dat het werkelijk deel uitmaakt van het wezen van de kerk. Je kunt de eenheid van de kerk niet zomaar laten opgaan in een onzichtbare kerk en de verdeeldheid van de verschillende kerken voor lief nemen. In principe ben ik het met hem eens.
Mijn vraag gaat echter over wat we dan precies als āinstituutā en als āinstitutioneelā
interpreteren. Ik denk dat we vaak, uit gemakzucht, doen alsof een instituut is wat het nu is.
Wat de kerk als een instituut, of als een zichtbaar instituut, nu is, is echter grotendeels
historisch en contextueel bepaald: door onze tijd, onze communicatiemethoden, onze
manieren van denken over aansturing, leiderschap, enzovoort. Met name die
communicatiemiddelen hebben, denk ik, een ongelooflijk grote impact. Daardoor kan de
Rooms-Katholieke Kerk, zoals ze zich nu presenteert als de ene zichtbare kerk, waarin
iedereen verbonden is met Rome en de bisschop van Rome symbool is van de zichtbare
eenheid, heel anders functioneren dan eeuwen geleden, toen we die communicatiemiddelen
niet hadden. Nu kan de paus in Rome in no time een mailtje sturen naar een bisschop ergens in Latijns Amerika, en is binnen een seconde duidelijk wat men in Rome vindt van wat men in Latijns Amerika van plan was. Daardoor betekent een zichtbaar, institutioneel zijn met een hiƫrarchische aansturing iets totaal anders dan het bijvoorbeeld in de vierde of vijfde eeuw, in de tijd van Augustinus, betekende.
En dat roept opnieuw de vraag op: wat betekent het nou eigenlijk precies dat de kerk ƩƩn is, en dat ze zichtbaar, institutioneel ƩƩn is? Het is evident dat voor iemand als Augustinus, een
theoloog die voor mij altijd erg belangrijk is, de institutionele eenheid van de kerk cruciaal is.
Dat komt door iets wat in het boek eigenlijk niet zo expliciet wordt besproken ā tot mijn
verrassing eigenlijk ā maar wat voor mij steeds belangrijker wordt: namelijk dat de kerk, in
een heel plastische zin, bij Augustinus het lichaam van Christus is (een begrip dat daarbij een rol speelt is dat van de totus Christus). Bij alle prachtige beelden die Arjan gebruikt om de kerk te beschrijven, mis ik dat beeld soms een beetje. Het blijft soms toch nog een beetje een protestants idee van de kerk als een soort vereniging van gelijkgezinden die bepaalde
opvattingen delen. Dat Arjan dat niet wil, is in het boek volkomen duidelijk, maar zijn taal en
argumentatielijnen lijken er soms toch nog deels van afhankelijk.
Maar goed, dat even terzijde. Het punt is dat wat wij nu kunnen ārunnenā als een instituut ā je
zou kunnen zeggen dat de kerk de eerste multinational is ā vroeger een totaal andere vorm
kreeg, en dat heeft veel implicaties voor wat we opvatten als āeenheidā. Als ik dat even mag
uitwerken: het maakt veel uit of we de Protestantse Kerk in Nederland, om maar even een
voorbeeld te noemen, proberen in te passen in het centraal gestuurde, Romeinse instituut ā
waarbij we als protestanten allerlei privileges proberen te krijgen, zodat onze liturgie anders
mag zijn, bepaalde theologische opvattingen anders mogen zijn, enzovoort ā óf dat we de
Protestantse Kerk inpassen in iets dat lijkt op de kerk van de vijfde eeuw.
Ik kan me voorstellen dat als we de Protestantse Kerk inpassen in de kerk van de vijfde eeuw, er eigenlijk niet eens zoveel in te passen valt. Want kijk, de kerk in de vijfde eeuw in Noord- Afrika, om maar een voorbeeld te noemen, was natuurlijk helemaal niet strak geleid. Die was misschien wel ongeveer zo weinig strak geleid als alle protestantse denominaties naast elkaar in het heden. Er waren allerlei bisschoppen, die heel af en toe bij elkaar kwamen in een concilie. En ja, dat was dan ook wel zo ongeveer wat er aan eenheid van kerk was. Er was geen kerkorde, geen vaste liturgische kalender. Wat was er eigenlijk wel? Er was een credo. Als je je dan afvraagt wat in die context de zichtbare eenheid van de kerk uitmaakte, kom je op iets als: eigenlijk was zichtbare eenheid niet zoveel meer dan de wederzijdse erkenning van elkaar als behorend tot dat ene lichaam van Christus. Als je er ook nog bij bedenkt dat de momenten waarop de kerk haar eenheid bezegelde met een concilie, die overigens meestal door een wereldlijke keizer werden geĆÆnitieerd, dan houd je al helemaal weinig theologische notie van eenheid meer over.
Neem nu het schisma dat zich in die kerk van Noord-Afrika in de vierde eeuw voordeed: het
Donatisme. Je zou kunnen zeggen dat het enige wat daar eigenlijk misging, en waardoor er een schisma ontstond, was dat sommigen die wederzijdse erkenning niet meer deelden. Ze zeiden: als een priester niet zuiver genoeg is, dan kan die niet de eucharistie vieren en is hij geen legitieme bisschop. Dan zetten wij er iemand naast die wƩl de legitieme bisschop is, omdat die vromer is. Dus je zou kunnen zeggen: een schisma is dat je die wederzijdse erkenning niet meer hebt. Op het moment dat de kerk het arianisme afwijst, weigert ze degenen die niet met het credo willen instemmen nog te aanvaarden als deel van het lichaam van Christus.
Precies hetzelfde zien we nu gebeuren in de Christelijke Gereformeerde Kerken, waar zich een treurige scheuring voltrekt. Die scheuring voltrekt zich op het moment dat de een de ander niet meer erkent als een legitieme gestalte van het lichaam van Christus. Overigens is het interessant om te zien dat in de motieven om te scheuren bij de behoudende christelijk gereformeerden, postmoderne argumenten en principiƫle theologische motieven dwars door
elkaar lopen. Op het ene moment lijkt het erop alsof de kerken die zich niet aan de
synodebesluiten rond vrouw en ambt en homoseksualiteit houden, weliswaar nog best
legitieme gestalten van het lichaam van Christus kunnen zijn, maar dan toch niet meer in volle gemeenschap met hen die dat niet willen (de postmoderne trek), terwijl op andere momenten de linkervleugel wordt weggezet als gelovigen die Schrift en belijdenis niet serieus meer nemen en daarom geen legitieme ware kerken meer kunnen zijn.
Maar opnieuw, dat terzijde. Als we zoals hierboven aangegeven over zichtbare eenheid zouden denken, dan is er hooguit sprake van een soort informele institutionele leiding, waarbij de rol van de bisschop van Rome in de kerk minimaal was op dat moment, voor zover ik dat zo uit mijn hoofd kan reproduceren. En als je nog verder terug zou gaan, is de mate van institutionele eenheid en aansturing alleen maar geringer. Aanvankelijk heb je nog Jeruzalem als een soort focuspunt, en de apostelen die bij elkaar komen, maar dat vervluchtigt al heel snel. Dan komen er heel veel verschillende tradities, en dat blijft eigenlijk in zekere zin zo tot in de late middeleeuwen.
Je zou kunnen zeggen dat de uniformering die we nu kennen ā en dus ook de sterke centrale hiĆ«rarchie ā in allerlei opzichten ook binnen de Rooms-Katholieke kerk een product is van de Contrareformatie, en daardoor van de Reformatie zelf. Het Concilie van Trente in de 16e eeuw bracht een uniformering in de katholieke kerk die er voorheen eigenlijk niet was en ook helemaal niet hoefde te zijn. Een extra impuls tot uniformering en hierarchie ging uit van het eerste Vaticaanse concilie in de negentiende eeuw, toen de kerk in de strijd met seculariserende tendensen de kaart van onder andere het centraal kerkelijk leergezag trok om controle te houden over de fundamentele veranderingen in de cultuur die zich in West-Europa voltrokken.
En om nog even op die communicatiemiddelen terug te komen: als het een half jaar duurt
voordat een brief heen en weer is ā bijvoorbeeld tussen Utrecht en Rome ā dan kan die
bisschop in Utrecht natuurlijk ondertussen zijn gang gaan, en dat heeft hij ongetwijfeld ook
gedaan. Nu duurt het soms nog steeds heel lang voordat er een beslissing uit Rome komt, maar doordat de communicatiemiddelen er wĆ©l zijn, en de informatie veel rijker beschikbaar is vanuit de hele wereldkerk naar het centrum van de macht in Rome, is het gedrag ā en ook het afdwingen van dat gedrag ā anders geworden.
Dus je zou eigenlijk kunnen zeggen dat de tegenstelling tussen een āspirituele oecumeneā
(waarbij het er vooral om gaat dat je elkaar wederzijds als broeders en zusters in de Heer
erkent, zonder dat instituten met elkaar versmelten), versus een āinstitutionele oecumeneā in
de zin van een wederzijdse institutionele āvervoegingā van elkaars denominaties tot ƩƩn
institutionele gestalte van de Ʃne Kerk van Jezus Christus (zoals we dat vanaf de tweede helft van de 20e eeuw hebben gezien in de Wereldraad van Kerken), misschien wel veel kleiner is dan wij denken. En dus is de gedachte van een te beogen zichtbaren eenheid in de zin van het invoegen van de Protestantse Kerk in Nederland in de hiƫrarchische structuur van de Rooms- Katholieke Kerk ook maar ƩƩn mogelijke manier waarop die zichtbare eenheid gestalte kan krijgen.
Ik zou dus behoefte hebben aan een veel sterkere contextualisering van de notie van de eenheid van de kerk. Zodat je, bij het nadenken over de toekomst van de kerk ā zowel die van de Rooms-Katholieke Kerk als van protestantse denominaties die zich zouden willen aansluiten ā daar ook anders, genuanceerder, over kunt denken. We kunnen natuurlijk niet terug naar het verleden, en dat wil ik ook niet. Dat kan überhaupt niet. We kunnen nu niet zeggen: āLaten we de kerk organiseren zoals die in de vijfde eeuw georganiseerd was.ā Maar wat we wĆ©l kunnen doen, is nadenken over de organisatie van de kerk vanuit wat we weten over de vijfde eeuw (of welke eeuw dan ook) en kijken of er inzichten daarin verborgen lagen, die we nu verloren zijn, om die op een bepaalde manier te kunnen terugwinnen. Het synodaliteitsproces waarin de Rooms-Katholieke Kerk zich momenteel bevindt, zou je in die zin kunnen zien als een poging om dat te doen.
Doelgroep en doelstelling: Voor wie en waarvoor?
Twee andere vragen die ik bij dit boek heb, zijn met dit eerste punt wel een beetje verwant,
maar hebben toch meer een soort meta-karakter. Dat zijn de vragen naar voor wie en waarvoor dit boek is geschreven. Enerzijds: voor wie schrijft Arjan dit boek? Anderzijds: wat wil hij er precies mee bereiken? Dat tweede heeft natuurlijk een verwantschap met de vraag naar eenheid: wat voor soort eenheid, wat voor soort compatibiliteit, wat moet precies de gewenste uitkomst zijn van dit boek?
Laten we eerst beginnen met de vraag naar de doelgroep. Wat me opviel toen ik het las, was
dat ik op een bepaald moment dacht: Is dit nou toch niet een heel protestantse manier om zoān boek te schrijven? Je schrijft een boek over de dynamiek tussen de grote wereldkerk (de Rooms-Katholieke Kerk) en protestantse kerken en je doet dat op een manier die suggereert dat je die verhouding zomaar in een Nederlands boek neer kunt zetten, maar kan dat eigenlijk wel? De ene pool in de dialoog is per definitie een internationale meertalige pool. In zekere zin is trouwens ook de andere pool dat, omdat ook het protestantisme een wereldwijd fenomeen is. Maar wat betekent dat voor het boek en het publiek van het boek?
In het verlengde daarvan vroeg ik me af: wat zou er nou precies gebeuren met dit boek als je
het in het Engels zou vertalen? Dan zou in ieder geval een groot deel van de rest van de wereld het ook kunnen lezen. Maak je dan nog een Spaanse vertaling? Dan schiet het helemaal op. En een Chinese? Dan heb je al bijna de hele wereld gehad. Maar toen vroeg ik me toch ook weer af of het boek dan helemaal āafā is.
Dat heeft deels te maken met de situering van het boek ten opzichte van de al bestaande
oecumenische beweging. Arjan citeert best regelmatig rapporten en boeken die uit de
oecumenische beweging komen, maar verhoudt zich eigenlijk niet heel sterk tot de huidige
stand van de oecumene. Dat is waarschijnlijk helemaal niet zo erg voor het Nederlandse
publiek, maar ik kan me voorstellen dat als het boek vertaald zou worden ā wat ik op zich zou toejuichen ā er op het metaniveau van āwat voor bijdrage is dit aan de oecumene?ā een watpreciezere, methodologische situering gewenst zou zijn. Zowel qua methode van oecumene als qua inhoudelijke hoofdstukken (over Jezus en Maria, geloof en werken, enzovoort) zouden mensen een bepaalde situering behoeven.
Nu is het vaak een vrije exploratie van die themaās, op basis van de denkwijze die Arjan zelf
door de jaren heen heeft ontwikkeld en de literatuur die hij daarbij heeft gelezen. Maar op het
moment dat kerken binnen een oecumenisch proces gebruik zou willen maken van het boek,
zouden ze denk ik meer nodig hebben om het goed te kunnen plaatsen.
Daarbij kun je ook nog bedenken dat de verhouding tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de
protestantse kerken super contextueel bepaald is. Het is zeer de vraag of het boek, zoals het nu is, überhaupt gerecipieerd kan worden in een Latijns-Amerikaanse context, waar de
verhouding tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de protestantse kerken nog een totaal andere is dan in Nederland. Ik merk soms al dat de verhouding tussen rooms-katholieken en
protestanten in de Duitse context al een andere is dan in Nederland. Dus ook daar speelt weer die kwestie van contextualiteit: kun je eigenlijk wel zomaar Rome en
Reformatie, vanuit hun ideeƫn en tradities, tegenover elkaar zetten en dan alsof je niet heel
gesitueerd bent zeggen: āHet kan wel samenā? Want er zijn plenty contexten in de wereld waar dat helemaal niet samen kan, gewoon ondenkbaar is, omdat de geloofswerelden zo ver uit elkaar liggen.
Daarbij is het protestantisme zich soms zo zeer in oppositie tot de Rooms-Katholieke Kerk ontwikkeld, dat samengaan gewoonweg ondenkbaar is. Er komt ook nog bij dat die oppositie lang niet alleen over opvattingen gaat, die toch vooral in Arjans boek centraal
staan, maar ook over rituelen, over gedragingen, over heilige plaatsen en heilige voorwerpen. Je kunt nog zo keurig alle leerstellige plooien gladgestreken hebben, maar dan wil dat nog niet zeggen dat je een protestant ineens een kruisje ziet slaan, of knielen voor een beeld van Maria of noem maar iets op.
Dat roept dus de vraag op: als dit boek voor de Nederlandse context is geschreven, dan is mijn vervolgvraag: goed, het is voor de Nederlandse context, maar wie dan precies? Ik kan me goed voorstellen dat dit boek geschikt is voor de hoek van de kerk waarin Arjan en ikzelf ons bevinden ā de wat bredere PKN. De manier van argumenteren, de omgang met Schrift en autoriteiten, is daar passend. Maar ik denk dat bijvoorbeeld het behoudende deel van de kerk ā met een andere omgang met autoriteiten, Schrift en religieuze waarheid ā deze argumentatie niet als voldoende zal ervaren om een stap naar zichtbare eenheid te maken.
Ik was nog niet zo lang geleden ergens bij een bijeenkomst in een breed protestantse context, waar iemand die daarbij zat ā en die helemaal niet zoān conservatieve achtergrond had ā zei: āMaar wij zijn toch niet rooms.ā Hij bedoelde dat als een soort markering: wij doen sommige dingen niet, of wij hebben sommige opvattingen anders dan de Rooms-Katholieke Kerk. Als zelfs in de PKN, in die breedte, dit soort frasen nog zonder reserve worden ingebracht, dan laat dat zien hoeveel er nog nodig is om die stappen naar zichtbare eenheid echt te maken.
Wat wil dit boek bereiken?
Dan de tweede meta-vraag: wat wil dit boek nou precies bereiken? Dat is me eigenlijk ook nog niet goed duidelijk. Ik zie het nu als een soort stap vooraf, een leerstellige stap, waarmee de auteur betoogt dat er leerstellige compatibiliteit is en dat er een waardevolle dialoog tussen de twee tradities mogelijk is. Ik waardeer dat zeer, laat daar geen misverstand over bestaan. Maar ik zie nog niet zo goed hoe het iets mƩƩr zou kunnen zijn.
Formeel gezien, in zijn nadruk op de Ʃne, zichtbare eenheid die eruit zou moeten voortkomen, claimt het boek eigenlijk wel meer te zijn dan dat. En dat vind ik dus lastig.
Stel, ik doe even een gedachte-experiment: stel je zou zeggen: āIk wil een boek schrijven om
Rome en Reformatie bij elkaar te brengen. Ik ben protestant, en mijn doel is om binnen 20 jaar de Protestantse Kerk in Nederland in enigerlei institutionele verhouding te brengen met de Rooms-Katholieke Kerk. Wat zou je dan voor boek moeten schrijven?ā
Ik heb nog niet helemaal het gevoel dat dit dat boek is. Arjan, als voormalig scriba van de PKN, weet natuurlijk heel goed dat je dan een kerkelijk apparaat in beweging moet brengen. Daar moet een rapport voor geschreven worden, en er moet heel veel vergaderd worden. Bij die fase zit dit boek eigenlijk nog lang niet in de buurt, heb ik de indruk.
Dat komt onder andere doordat het, hoewel het hartstochtelijk betoogt op alle themaās dat er
compatibiliteit is en in ieder geval geen kerkscheidende verschillen, tegelijkertijd vrij weinig
aansluit bij de bestaande rapporten en oecumenische dialogen als het gaat om het markeren
van hoe ver men al is. Ik ben geen oecumenicus en dus ook niet op de letter op de hoogte van alle dialogen, maar wat ik de laatste jaren meestal hoor, is: voor alle themaās die Arjan
bespreekt, zijn er wel vormen van overeenstemming gevonden die ook in rapporten zijn
neergelegd. Waar het vooral om spant, is de eucharistische eenheid ā dus de viering van de
gezamenlijke eucharistie. Die nog ontbrekende eucharistische gemeenschap hangt, wat Rome betreft, nauw samen met de erkenning van het gewijde priesterambt en de apostolische successie die daarmee verwant is.
Stel dat je zoān boek op weg naar zichtbare en institutionele eenheid zou schrijven en je wilt de commissies aan de gang krijgen, dan zou je kunnen zeggen: āOkĆ©, dan moet ik daar beginnen waar de dialoog nu is, en dat is op het punt van het ambt.ā Dan moet je dus een boek schrijven waarin je misschien de oogst verzamelt van de bestaande rapporten en zegt: Kijk, om deze redenen hoeft de PKN niet meer moeilijk te doen over al deze themaās (rechtvaardiging,enzovoort). Maar er is nog wel een groot issue, namelijk het ambt.
Daarover moet ik dus meer zeggen, zodat ik aan het eind kan zeggen: Het pad is geƫffend. We kunnen verder naar de rapporten en kerkelijke vergaderingen, zodat we ons daarna in Rome kunnen melden en zeggen: onder deze voorwaarden willen wij meedoen.
Dat is een beetje mijn vraag: waar zit dit boek, en wat beoogt het precies te doen? Het laat
onverlet dat ik grote waardering heb voor wat het boek biedt en misschien zijn deze vragen
ook wel gewoon samen te vatten onder de noemer: hoe nu verder?
Maarten Wisse
26 september 2025




Opmerkingen