top of page

Lezing door Hennie Burggraaff en Marcel Poorthuis

De oecumene, uitgedaagd door de eerste kerkhereniging ter wereld, de kerk van Zuid-India


In deze tijd na Pinksteren, het begin van de kerk, horen we op de zondagen veel lezingen uit het bijbelboek Handelingen.


In dit bijbelboek is ook de prachtige tekst te vinden over een droom van een kerk: Handelingen 2: 44-47


Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk . Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst  onder degenen die iets nodig hadden.Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.


Deze droom is in de loop van ruim 2000 jaar christendom niet altijd werkelijkheid geworden, er zijn scheuringen opgetreden en muren opgetrokken.Het meest schrijnend komt die gescheidenheid tot uitdrukking bij de viering van de Maaltijd van de Heer, de eucharistie. Christenen van verschillende kerkelijke tradities kunnen dikwijls niet deelnemen aan elkaars Maaltijd van de Heer. 


Het zijn met name kerken ontstaan uit de zending in niet-westerse landen, die moeite hadden met de gescheidenheid. Het ging over geschillen waarvan de oorsprong in Europa lag. Zo is men in Zuid-India een nieuwe weg ingeslagen en gekomen tot het samengaan van een aantal kerken, die eeuwenlang gescheiden waren. In 1947 is na 27 jaar van besprekingen de Church of South India ontstaan. Een samengaan van Anglicaanse, Presbyteriaans-Congregationalistische (South India United Church)  en Methodistische kerken.Dit samengaan was uniek, want sinds de Reformatie was het een samengaan tussen kerken met een episcopale en een niet-episcopale kerkstructuur. Dat was nog niet eerder voorgekomen. De kerk van Zuid-India wilde enerzijds een vernieuwing en  anderzijds het kenmerkende van ieders traditie bewaren. Dit hele proces, zowel de theologische doordenking als het concrete proces van naar elkaar toegroeien, is vastgelegd in het tijdschrift Church Union News and Views en vormt daarmee een van de belangrijkste bronnen uit die tijd. Er is 27 jaar over de totstandkoming gedaan en de Kerk van Zuid-India werd een feit in 1947, het jaar van ook de onafhankelijkheid van India. En dat is meer dan toeval. Men voelde heel sterk dat de eenheid van het nationalisme  om eenheid in de kerk vroeg.  


Hoe ging het in Zuid-India?

De Anglicanen en Presbyterianen gingen in 1910  met elkaar in gesprek in een niet-officiële conferentie. Er werd toen al een aantal belangrijke uitspraken gedaan:-De presbyterianen stonden niet afwijzend t.o.v. het bisschopsambt, maar dan wel in een constitutionele vorm en met een gekozen bisschop.- De Anglicanen, de episcopale kerk-  erkenden de geldigheid van de niet-episcopale ambten van de presbyterianen op Schriftuurlijke gronden.- Volledige intercommunie zou er zijn tussen de kerken die samengaan.


Uitgangspunt was dus de gelijkwaardigheid van wederzijdse voorgangers. Dus niet het opnieuw bevestigen van presbyteriaanse voorgangers bij de start van de verenigde kerk. De gelijkwaardigheid komt ook tot uiting in het gegeven dat de verbondenheid met niet-episcopale kerk en de  ‘moederkerken niet  hoeft  te worden opgegeven. 

De officiële besprekingen startten in 1920 tussen Anglicanen en Presbyterianen/ Congregationalisten. Vanaf 1925 deden ook de Methodisten mee. Geen andere kerken zoals de lutherse kerk; die wilde eerst werken aan eenheid in de eigen kerkgemeenschap.

De belangrijkste discussies en verschillen van mening lagen niet zozeer op het gebied van geloofsbelijdenissen, Schrift en kerkstructuur, maar betroffen ambt en intercommunie.

Gaande het proces van eenheid kwamen er nog wel wat spreekwoordelijke beren op de weg, impasses waarvoor een oplossing gevonden moest worden. Ook hier ging het met name om het ambt: Van Anglicaanse zijde wilde men niet dat de eenwording een hinderpaal zou worden voor verdere eenheid met andere kerken. Van presbyteriaanse zijde was er met name de vrees dat de ambten van deze kerken toch niet al gelijkwaardig werden gezien. Dus bij het samengaan van de kerken wilde zij geen aanvullende ordinatie van de voorgangers, zoals in de discussie wel eens naar voren was gebracht.


De argumentatie hiertegen was dat geen van de ambten van de zich verenigde kerken volledig is, omdat die niet het gezag van de hele kerk draagt. Daarnaast speelde ook nog de vraag hoe de voorgangers in de verenigde kerk geordineerd zouden gaan worden. Uiteindelijk werden voor deze vragen de volgende oplossingen gevonden:Allereerst een interimperiode van 30 jaar (aanvankelijk 50 jaar). In die periode bestaan verschillende ambten naast elkaar. Dat voorstel doorbreekt een strikt juridische en ontologische visie op eenheid en doorbreekt de strikte koppeling van het episcopale ambt en Maaltijd van de Heer. Er is dus een interimperiode met verschillende ambten vanuit de verschillende zich verenigde kerken. Daarmee kunnen ook bepaalde beslissingen kunnen open blijven naar de toekomst. Er werd ook de zogenoemde  Pledge voorgesteld, een belofte waarin het gaat om het vertrouwen tegenover elkaar uit te spreken. Dit werd gezien als een wezenlijk onderdeel van de groei naar eenheid. Het gaat erom rekening houden met verschillen, rekening houden met bijvoorbeeld het geweten van voormalige Anglicanen in de verenigde kerk, die niet willen deelnemen aan de Maaltijd van de Heer in een kerk met een niet-episcopaal geordineerde voorganger.


Intercommunie

Een belangrijke vraag die met name in de loop van de gesprekken over de toekomstige verenigde kerk ging spelen was de vraag naar intercommunie vóórdat de eenheid een feit was. Argument vóór: elkaar rond de tafel van Heer ontmoeten is hét fundament voor de groei naar eenheid, de Geest die voor de letter gaat.  Daarnaast was het ook uitdrukking van de erkenning van de episcopale en niet-episcopale ambten. Argument tegen: Intercommunie  is de kroon en voltooiing van die eenheid, de wens naar gezamenlijk vieren versnelt het streven naar eenheid. Intercommunie kan zelfs het proces naar eenheid vertragen, mensen kunnen vervreemd raken van het streven naar eenheid. De uiteindelijke ‘oplossing’ werd: Intercommunie kan plaatsvinden als anticipatie op de eenheid en als uitzondering op de regel. Intercommunie bij vieringen is dan ter voorbereiding op de eenheid en is een erkenning dat Gods Geest op bijzondere wijze aanwezig is.Die vieringen hebben ook daadwerkelijk plaatsgevonden!


Tijdens de besprekingen blijft de ambtskwestie spelen m.n. rond het bisschopsambt. Uiteindelijk wordt ook hier consensus bereikt doordat men ging kijken naar de invulling ervan door de eeuwen heen. Die is heel verschillend geweest.Zo was in de tweede eeuw het bisschopsambt  sterk gereguleerd is door de kerkgemeenschap, terwijl in de derde eeuw er een veel meer  autocratisch bisschopsambt kwam.

Er werd gekozen voor de invulling van het bisschopsambt van de tweede eeuw. De gemeenschap van alle gelovigen kreeg hierdoor meer gezag in de keuze van de bisschop in de verenigde kerk en  het gezag van de bisschop wordt gereguleerd door de synode.

Verder zag men ook de betekenis van het bisschopsambt als teken van zichtbare eenheid binnen en buiten de kerk.


27 september 1947: De inauguratie van de Kerk van Zuid-India.

Hoe zag dat eruit?De evangelielezing was uit het evangelie van Johannes 17: Opdat allen ‘één zijn. Een tekst, die in de jaren van bespreking steeds als leidraad had gefungeerd en in het logo van de Kerk van Zuid-India staat.Zeven Anglicaanse bisschoppen werden gemachtigd (maar niet geordineerd) tot bisschoppen van kerk van Zuid-India door een voorganger van de Presbyteriaanse en Methodistische kerk. De voorgangers van de andere niet-episcopale kerken werden door de bisschop gemachtigd (maar niet geordineerd) tot voorgangers van de kerk van Zuid-India. In een daarop volgende viering  werden negen nieuwe bisschoppen gewijd, vier afkomstig uit de Presbyteriaanse kerk, drie uit de Methodistische kerk en twee Anglicanen.Belangrijk ritueel hierbij was de handoplegging door drie bisschoppen, drie presbyters van de Presbyteriaanse kerk en drie voorgangers van de Methodistische kerk. Na de wijding ontvingen zij Bijbel en herdersstaf.Daarna werd de Maaltijd van de Heer gevierd. De Kerk van Zuid-India bestaat nog steeds en heeft bijna vier miljoen leden.


Onze situatie

Terug naar onze situatie! Het is geen geheim dat voor velen de oecumenische beweging is gestagneerd. Weinig zichtbare resultaten en een grondvlak dat de interesse allang heeft verloren zijn daaraan debet. De oecumenische conferenties met dito statements zijn indrukwekkend voor wie daarbij aanwezig was, met name vanwege de kennismaking met christenen uit andere werelddelen. Toch slagen de deelnemers er doorgaans niet in deze ervaring over te dragen op het thuisfront en zo te enthousiasmeren. 

Dikwijls wordt benadrukt dat de scheiding der kerken minder op leerstellig vlak ligt dan wel op de ambtskwestie, die daarmee alle controverses naar zich toetrekt. In plaats van deze kwestie als onoverkomelijk struikelblok te zien en te omzeilen zetten wij vol in op de ambtskwestie en reiken concrete oplossingen aan.


De eenheid van drie kerkvormen

Vandaar dat wij de aandacht willen richten op dat unieke gebeuren, de eenwording van de kerk van Zuid-India, waarin episcopale, presbyteriaanse en congregationalistische kerkvormen samengingen. Men heeft er 27 jaar over gedaan, van 1920 tot 1947, dus ook wij hebben de tijd. Maar door gebruik te maken van hun unieke ervaring in Zuid-India kan de zaak wellicht worden versneld. Overigens zullen onze aanbevelingen wel zijn geïnspireerd op de wegen naar eenheid die deze verenigde kerk van Zuid-India heeft bewandeld, maar er niet identiek mee zijn: Tijd en plaats stellen andere vragen.

Zoals in India de eigen problemen voorrang kregen boven controverses die tussen kerken in Europa waren ontstaan, zo zou ook onze situatie kunnen uitgaan van eigen problemen in onze eigen tijd. Kunnen we, geconfronteerd met de teruggang van de kerken, nog wel gescheiden blijven optrekken? De onmacht en versplintering/concurrentie  in de missionering / evangelisatie was niet alleen in het enorme Indiase continent een probleem, onze tijd kent dat niet minder. De andere lezingen van vandaag hebben de noodzaak van oecumene al sterk benadrukt.


En ook: wat betreft de Rooms-Katholieke Kerk wordt heden ten dage al de noodzaak van een meer synodale kerkstructuur benadrukt. Er is dus geen sprake van zelfgenoegzame autarkie, maar er is nood/ behoefte aan vernieuwing. Men kan zich zelfs afvragen of een meer synodale structuur van de Romana wel gaat lukken zonder inbreng van de protestantse kerken. Hoe dan ook een uitgelezen kans voor de oecumene! 

Het model van Zuid-India kan juist daarom inspireren omdat het een inclusieve kerkstructuur beoogt: geen keuze voor een van drie, maar recht doen aan alle drie als authentieke vormen van de kerk van Christus vanaf de oudste tijden en die elkaar kunnen verrijken.

Al snel begreep men in Zuid-India (en dat geldt ook bij ons) dat de gangbare methode om telkens aan te wijzen waarin de andere kerken te kortschieten niet helpt: beter is het dat iedere kerk de eigen eventueel onopgeefbare, maar positief geformuleerde kenmerken naar voren brengt. (Denk ook even aan een relatietherapie.) Nog een stap verder is: wat waardeert u in de andere kerken? Maar Zuid-India liet het ook daarbij niet en werd steeds concreter.


Voor een kerk met episcopale structuur is er de kwestie van de continuïteit van het bisschopsambt als concrete band met de kerk van de eerste christenen. Ubi episcopus ibi ecclesia, maar ook, en kritischer: ubi ecclesia ibi episcopus.

Voor de Ccongregationalistische kerken is er het besef dat iedere gemeente op zich gemeente van Christus is en als zodanig een eigen onvervreemdbare verantwoordelijkheid heeft en zelfs drager is van een profetisch charisma. Feitelijk biedt het bekende Middeleeuwse adagium: men geve de kerkelijke gemeenschap geen bisschop die de gelovigen niet willen, een aanknopingspunt voor het gezag van de plaatselijke gemeente. Dat gezag dient eveneens tot uitdrukking te komen.

De presbyteriaanse kerken beroepen zich op de oeroude instelling, teruggaand op de apostelen, van de oudsten als verantwoordelijk voor het wel en wee van de christengemeente. Deze gezagvolle instantie komt voort uit de gemeente, maar is specifieker dan het globale en meer horizontale gezag van de congregationalistische gemeente.


De vragen die dit alles oproept zijn huizenhoog: hoe recht te doen aan die diametraal verschillende kerktypes en tegelijkertijd recht doen aan ieders trouw aan het Woord van God en de eigen geheiligde traditie? Allereerst is er de noodzaak dat ieder kerktype erkent dat de volheid niet bij haarzelf is gerealiseerd, dat vernieuwing nodig is en dat de andere kerken daarbij een belangrijke rol kunnen vervullen. Een apologetische of zelfs polemische houding laat de onderneming bij voorbaat mislukken.


Het model van de geünieerde kerken: mogelijkheden en bezwaren

Wij wijzen eerst op het katholieke model van de geünieerde kerken. Hierin wordt verregaande vrijheid gelaten aan gelovigen, bijvoorbeeld voortkomend uit het oosters-orthodoxe kerktype, om aan hun eigen liturgie, theologie, sacramenten en heiligen vast te houden, terwijl de communio met Rome is gewaarborgd. Die eenheid geldt niet alleen gelovigen die van orthodox geünieerd zijn geworden: ook alle rooms-katholieken kunnen zonder bezwaar deelnemen aan de orthodox ogende, maar geünieerde liturgie en eucharistie. Omgekeerd kunnen ook de geünieerde gelovigen aan alle rooms-katholieke vieringen en eucharistie deelnemen, alhoewel dat laatste: geünieerden die deelnemen aan de rooms-katholieke eucharistie, weinig wordt gepraktiseerd. Een buitenstaander ziet overigens het verschil tussen deze geünieerde kerken en de orthodoxe kerktype niet. Dit model biedt een verrassende pluriformiteit binnen de r.k. kerk wat betreft liturgie, kerkrecht en ambt. Het behoeft echter geen betoog dat deze ontwikkeling binnen de orthodoxe kerken buitengewoon gevoelig ligt. Men ervaart het als zieltjeswinnerij ten koste van de orthodoxie. Formeel mogen geünieerde gelovigen dan ook niet langer deelnemen aan de orthodoxe eucharistie. Dat geeft te denken en dient te worden vermeden. Met andere woorden: de band met de kerken van oorsprong vraagt aan ons om bijzondere aandacht. Toch is de gedachte van een verregaand behoud van de eigen christelijke expressie ook van belang. De inclusieve kerk zou zowel aan de katholieke als de protestantse liturgie zonder bezwaar een plaats kunnen geven en het aan de gelovigen overlaten waar ze zich het beste thuis voelen of op welke wijze zij beide liturgieën willen vieren, immers beide liturgieën zouden onverkort voor hen toegankelijk zijn… 


De verhouding  tot de kerken van oorsprong

Dan is er dus de trouw aan de eigen achterban: hoe om te gaan met gelovigen in de kerken van oorsprong die de oecumenische stap niet willen zetten? En welk gezag krijgen (of behouden) voorgangers in de nieuwe verenigde kerk in hun eigen kerkelijke gemeenten, voor zover die gemeenten niet meegaan met het oecumenisch proces? Het zou te betreuren zijn als voorgangers bevestigd zouden worden in de nieuwe inclusieve kerk en daardoor uitgesloten zouden worden van het kerktype waar ze uit voortkomen. Ook zouden gelovigen van de kerken van oorsprong in het inclusieve kerktype niet moeten worden uitgesloten van deelname aan het Avondmaal / Eucharistie. Dit dilemma kan worden opgelost door óf ervan uit te gaan dat de zogenoemde oorsprongskerken zich als geheel committeren aan het nieuwe inclusieve kerktype. Of ook dat gelovigen van de inclusieve kerk geen behoefte hebben om zich bij de kerken die niet meegegaan zijn deel te nemen aan de Maaltijd van de Heer. te melden. Maar het is beter van een vorm van erkenning uit te gaan, gebaseerd op het feit dat wezenlijke elementen van de verschillende ambtsopvattingen bewaard zijn gebleven. Een vuistregel: 


ELKE OECUMENISCHE TOENADERING MAG GEEN INPERKING VAN BEVOEGDHEDEN BETEKENEN, MAAR JUIST UITBREIDING.


Allereerst gingen in Zuid-India het congregationalistische en het presbyteriaanse kerktype samen. Voor die constellatie geldt: congregationalistische kerken leggen de nadruk op de individuele verantwoordelijkheid van de gelovige, meer dan op vaste formulieren van geloofsbelijdenissen. Presbyteriaanse kerken benadrukken het belang van de formele overeenkomst van de vroegchristelijke credo’s met het getuigenis van de Schrift, alhoewel een zekere spanning dienaangaande ook erkend mag worden. Plaatselijke autonomie kan samen gaan met een algemene vergadering die adviserend kan optreden voor plaatselijke kerken. Anders gezegd: de heiligheid van de geloofsgemeenschap gaat hier vooraf aan de heiligheid van het ambt. Hierachter gaan ook verschillende visies op de eerste christenen schuil:  Dit historische debat is eindeloos en is niet onze insteek: het gaat ons om een alomvattende ambtsopvatting die toen en daar voor het eerst gerealiseerd is en ons ook nog wat te zeggen heeft.  


Het belang van de stem van leken gold uiteraard ook de stem van de Indiase cultuur, zodat nadruk daarop tevens het kolonialisme corrigeerde van de christelijke kerken uit Europa en Amerika. Controverses, geïmporteerd uit het oude Europa mochten niet de situatie in India blijvend bepalen. Transplantatie van het Christendom vraagt ook om transformatie.


Ter overweging: zouden wij in onze tijd tot een soortgelijke erkenning moeten komen, namelijk dat problemen uit het verleden niet onze houding tegenover hedendaagse problemen mogen bepalen?


Het ritueel van de ambtswijding

In plaats van lange theologische betogen over hoe het ambt er uit moet zien focussen wij op het concrete ritueel van ambtsbevestiging dat zou moeten/ kunnen plaatsvinden in een werkelijk inclusieve kerk

Allereerst is er het bisschopsambt dat als symbool van eenheid en continuïteit van de kerk een plaats dient te krijgen. Alleen al dat inzicht zal veel gesprek vergen met de andere kerktypen, die daarin wellicht een absorptie van hun kerktype zullen vrezen. Maar de bevestiging van de nieuwe bisschop zou dan ook geheel anders worden dan daarvoor. Bisschoppen in de inclusieve kerk worden niet slechts door mede- bisschoppen bevestigd, maar hun ambt dient tevens presbyteriaanse en congregationalistische kenmerken te hebben: er is de normering door een constitutie, en de inspraak van voorgangers en leken. 

Qua wijding valt te denken aan een drievoudige handoplegging door vertegenwoordigers van de drie kerktypes: een bisschop, een predikant en een ouderling (die de kerkgemeenschap vertegenwoordigt) zou de nieuwe inclusieve kerkvorm het beste uitdrukken. Of men zou kunnen denken aan drie opeenvolgende ceremoniën, waarin de episcopale bevestiging, de collegiale verbondenheid met presbyters/ predikant/ voorganger en het charisma van de plaatselijke gemeente tot uiting komen. In de inclusieve kerken zijn alle drie ceremoniën dan constituerend voor de ordinatie van de bisschop. Vervolgens zou een soortgelijke trits van ceremoniën ook voor de nieuwe ambtsdragers gebruikt kunnen worden. 


Misschien doet het vreemd aan dat een bisschop die de wijding voltrekt dat samen doet met een niet-episcopale voorganger. Toch kan men hier een wezenlijke vernieuwing van het ambt in zien. 


Wat betreft de rol van de leken:De voordracht van een bisschop kan geschieden door leken, waarbij dan niet mag worden afgeweken van de keuze voor één van de drie voorgedragen kandidaten. Zo wordt de rol van de leken meer dan louter adviserend. 

Deze benadering van gezamenlijke wijding verschilt van supplementaire ordinatie, waar een reeds geordineerde voorganger bevestiging ontvangt van andere kerken. Het uitdaging daarvan is als volgt:  

De oorsprongskerken dienen de nieuwe ambtsdragers te erkennen als geldig binnen hun eigen kerk, ook als gelovigen van de kerken van oorsprong niet de stap naar de nieuwe inclusieve kerk willen maken. Maar hoe om te gaan met de voorgangers die reeds in hun eigen kerk zijn geordineerd: moeten die een tweede ordinatie ondergaan? Dat zou de indruk wekken dat de eerste ordinatie niet geldig is. De volgende regel zou moeten gelden: ieder die geldige voorganger is in een van de oorsprongskerken is weliswaar niet een geldige voorganger in één van de andere oorsprongskerken, maar is wel ook een geldige voorganger in de inclusieve kerk. Na verloop van tijd zullen nieuwe voorgangers echter direct in de inclusieve kerk kunnen worden geordineerd op de hierboven beschreven wijze. Daarmee zou de frictie dat niet-episcopaal geordineerde voorgangers wél kunnen voorgaan in de eucharistie slechts tijdelijk zijn. Op hun beurt zullen episcopaal geordineerde voorgangers slechts tijdelijk een niet-formele bevestiging hebben van de presbyteriaanse en congregationalistische kerkvorm. Er is dan dus sprake van een interimperiode, waarin de wederzijdse ambten wel erkend worden, maar nog niet een inclusieve ambtsbevestiging is gerealiseerd. Dat is ook waartoe de kerk van Zuid-India had besloten. 


Vraag/Ter overweging:is zo’n interimperiode nodig of is het beter direct tot het inclusieve ambt over te gaan? Hoe kan men dan vermijden dat bestaande ambten moeten worden aangevuld en dus als deficiënt verschijnen?


Pledge

In Zuid-India introduceerde men bovendien de Pledge, een charter van vertrouwen, dat de toekomstige verenigde kerk onder de leiding van Gods Geest zelf beslissingen zou kunnen nemen die niet vooraf genomen hoeven te worden. 

Belangrijk voor het geheel is de erkenning dat alle ambten onvolledig zijn, óók het episcopale ambt, waarin het synodale aspect tekort komt, zoals we heden ten dage horen. 

De inclusieve kerk zal qua kerkstructuur alle drie vormen omvatten. Men zou hierbij kunnen denken aan drie “huizen”, inspraakorganen, van respectievelijk bisschoppen, voorgangers en leken.  Het gaat in elk geval niet om het louter samenvoegen van erfenissen uit het verleden, maar om een gezamenlijke nieuwe toekomst. Er is dus voor voorgangers van alle kerken die meedoen met de inclusieve kerk slechts uitbreiding van bevoegdheid, geen inperking. Door de nieuwe inclusieve ordinatie zal de lichte frictie die aanvankelijk kan ontstaan spoedig tot het verleden behoren.


Twee theologische noties aangaande het ambt

Een enkel woord over twee theologische noties: allereerst het algemeen priesterschap van de gelovigen. Die notie is wel geen concurrent van het bijzonder priesterschap, maar moet toch wel gezien worden als bevestiging dat de geloofsgemeenschap zelf drager is van het priesterlijke ambt.  De constructie om het algemeen priesterschap vooral naar de wereld te verwijzen en het bijzonder priesterschap naar de kerk voldoet niet en toont veeleer een verlegenheid met het priesterlijke gezag van heel de geloofsgemeenschap. 

Een tweede notie: Christus zelf is gastheer. Dat kan het episcopale priesterschap relativeren, omdat niet de priester maar Christus zelf de mensen uitnodigt tot de eucharistie. Deze notie kan echter ook omgekeerd werken: juist omdat Christus gastheer is, krijgt de apostolische successie en de sacrale ordinatie een bijzondere betekenis die niet louter afhangt van menselijke inspanning maar genadegave is. Het is waarschijnlijk goed beide noties niet tegen elkaar uit te spelen, maar tegelijkertijd te handhaven!


De gelovigen in de inclusieve kerk

Dan richten we onze aandacht op de gelovigen: iedere gelovige die in zijn eigen kerk toegelaten is tot de eucharistie / avondmaal, is ook toegelaten in de inclusieve kerk, zonder aanvullende initiatie. Dat wil overigens niet zeggen dat er intercommunie zou zijn tussen de oorsprongskerken, hoogstens eucharistische gastvrijheid, maar dat is aan de oorsprongskerken zelf. Zelfs zouden gelovigen van de nieuwe kerk toegelaten kunnen worden tot avondmaal / eucharistie in alle oorsprongskerken, al is ook dat laatste aan die kerken zelf om te beslissen. Het ligt echter meer voor de hand om dat wel toe te staan, omdat de ambtsopvatting van alle betrokken kerken in het nieuwe ambt is gehonoreerd. 

Van belang is wel dat de inclusieve kerk niet een nieuwe kerk vormt, zodat er simpelweg nóg een kerk bij de al bestaande kerken zou komen. De kerk is wel een zelfstandige kerk.Deze verenigde kerk beoogt dan ook in continuïteit te blijven met de oorsprongskerken. Ook het bekende criterium van met name episcopale kerken, dat geen stap gezet kan worden die de toekomstige eenheid met andere kerken in gevaar brengt, zou zijn gehandhaafd, aangezien de voorgangers in de inclusieve kerk mede episcopaal geordineerd worden.


Intussen kijken we nog even naar Zuid-India. Daar had men had ontdekt dat niet geloofsbelijdenissen of theologische leerstellingen het probleem vormden, maar dat het telkens draaide om intercommunie en ambt. We zitten dus op de goede weg! 

De macht van de bisschoppen in de nieuwe inclusieve kerk zal worden gemodereerd door zowel een constitutie, als door een synode en door een vergadering van gelovigen. Dat lijkt een gevoelig punt voor episcopale kerken, maar als zo’n kerk synodale hervorming nodig vindt zal men daar ook een structurele vorm aan moeten geven.  Het is hier niet de plaats om af te wegen met hoeveel stemmen de ene instantie de ander kan overrulen, noch of iedere instantie de agenda mede kan bepalen. Wel is het voorstelbaar dat iedere instantie een meer dan adviserende rol heeft. Zo kan de voordracht door leken uit het betreffende diocees van drie kandidaten voor een bisschop als bindend worden bestempeld, zoals we hebben gezien. De keuze voor één van de drie blijft dan aan de clerus. Het bisschopsambt blijft als symbool van de eenheid en orthodoxie van de geloofsgemeenschap werkzaam. 


De historische werkelijkheid van het tot stand komen van de ene kerk van Zuid-India, het eerste samengaan van een episcopale kerk met synodale en congregationalistische kerken heeft ons als leidraad gediend, zij het met eigen invulling. Het is verrassend hoe actueel de kwesties van 80 jaar geleden heden ten dage nog zijn. Wij dienen dan niet enkele de problemen, maar ook de gevolgde oplossingen diepgaand serieus te nemen. De blik op de toekomst werd in Zuid-India duidelijk gerealiseerd door de Pledge, een charter dat uitdrukt dat niet alles op dit moment hoeft te worden beslist, maar dat er vertrouwen mag zijn dat de toekomstige kerk zelf, bezield door de Heilige Geest, problemen zal kunnen oplossen alsook door de interimperiode die wederzijds respect wil uitdrukken, ook waar er (nog) verschillen zijn.


Hoe ging het verder in Zuid-India?

Er was een sterke doorwerking van de eenheidsbesprekingen van Zuid-India op andere kerken: onder meer Noord-India, Nigeria, Sri Lanka en Iran, niet toevallig allemaal niet-westerse landen.

De huidige Kerk van Zuid-India omvat bijna vier miljoen leden, 14.000 gemeenten, 3300 voorgangers, 24 diocesen met een bisschop onder verantwoordelijkheid van een constitutie. Op het maatschappelijk vlak is de kerk van Zuid-India ook zichtbaar. Zo heeft zij o.a.104 ziekenhuizen!De kerk maakt onderdeel uit van de Anglicaanse Lambeth Conferentie en andere internationale conferenties van Presbyterianen, Congregationalisten en Methodisten. De eerste vrouw die tot bisschop werd gewijd in 2013: Eggoni Pushpa Lalitha.


Slot

Herbronning samen met het serieus nemen van de eigen situatie in India in plaats van de controversen uit het Europese verleden te blijven handhaven, lijkt een weg te hebben gewezen uit een verlammende patstelling in de oecumene. Het is dat besef van een patstelling dat ook in onze tijd en situatie tot toenemende desinteresse bij de gelovigen leidt. Het serieus nemen van onze huidige problemen met het oog op een nieuwe toekomst kan ook voor ons van levensbelang zijn. Die patstelling te doorbreken is wat wij met deze uiteenzetting hebben beoogd. Uiteindelijk is het de toekomst van Gods Geest die ons tot leidraad dient te zijn en niet kleinmenselijke overwegingen.

Comments


bottom of page