top of page

Lezing Marcel Sarot

Over het verschil tussen hereniging en terugkeer


Het is niet de eerste keer in de Nederlandse kerkgeschiedenis dat een oecumenische verklaring van een groep theologen tot een studiedag leidt. Op Pinksteren 1961 deden achttien hervormde en gereformeerde predikanten een oproep waarin zij uitspraken ‘dat de gescheidenheid van de hervormde en gereformeerde kerken niet langer geduld kon worden.’ Op 26 mei 1962 wilden zij in de Domkerk te Utrecht een congres houden onder de titel ‘Van kerken tot kerk.’ Vanwege de overweldigende respons werd dit congres verplaatst naar de Beatrix-Irene Hal te Utrecht waar uiteindelijk ongeveer 4.500 Hervormde en Gereformeerde mannen en vrouwen bijeenkwamen. Aan het einde van de dag werd een verklaring aangenomen, waaruit ik citeer: ‘Zoals onze vaderen zich niet konden onttrekken aan de gescheidenheid, zo menen wij, dat na een scheiding van zoveel jaren de situatie in de kerk en in de wereld dusdanig is gewijzigd, dat wij ons niet langer mogen onttrekken aan […] verzoening en éénwording. Wij roepen de leden van onze kerken op om, zonder te vergeten wat we in eigen kerk hebben ontvangen, de ander niet langer te zien in het licht van het verleden, maar van het Rijk Gods, dat komt.’ De oproep van de achttien was de aanleiding tot het Samen-op-weg-proces dat op 1 mei 2004 resulteerde in de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland. Het heeft 42 jaar geduurd, maar deze oproep heeft wel tot iets geleid.


De verklaring van het Platform Rome Reformatie verschilt in veel opzichten van de oproep van de achttien, maar ook zij is bottom up tot stand gekomen, ook zij wordt gevolgd door een studiemiddag, zij het op kleinere schaal – hetgeen ons gelijk herinnert aan de veranderingen die de afgelopen zestig jaar in Nederland hebben plaatsgevonden – en ook zij heeft de bedoeling om niet slechts te leiden tot meer woorden, maar tot werkelijke, zichtbare eenheid. Dat streven naar zichtbare eenheid van Rome en Reformatie is overigens niet vreemd aan de oproep van de achttien; in hun boekje Van kerken tot kerk maken zij ons erop attent dat het wat hen betreft niet blijft bij een hereniging van Hervormden en Gereformeerden: ‘Daarom zien de achttien hun bedoelingen als onderdeel van een veel grotere beweging, namelijk het streven naar eenwording van alle kerken.’ 

Ik ontving veel reacties op onze verklaring, sommige positief, andere negatief. Eén collega liet mij weten dat het Platform ‘in splendid isolation’ nog eens dunnetjes overdeed wat in internationale dialogen al lang en veel beter was gebeurd. Hij weet dit aan onze geldingsdrang en eindigde met de opwekkende gedachte dat internationaal niemand hier toch kennis van neemt.


Zo kun je hiernaar kijken, maar de geschiedenis van de oproep van de achttien laat zien, dat een bottom-up oproep van een relatief kleine groep op lange termijn wel degelijk effect kan hebben. Wij kregen al snel reacties uit het buitenland en hebben onze verklaring inmiddels ook in het Duits en in het Engels op onze website staan.

Prof. H. Berkhof zei in 1961: ‘De Achttien hebben een ban gebroken. Het gaat er niet om, dat de gereformeerden terug gaan naar het oude huis, maar dat wij samenkomen in een nieuwe gestalte van de Kerk.’ Iets soortgelijks hebben wij nu gezegd over protestanten en het Rooms-Katholieke huis, maar toch meende een andere collega dat onze verklaring wel wat de ‘geest … van “terugkeer tot de katholieke kerk”’ ademt. Het lijkt me goed, deze kritische noot hier te bespreken. Als ik in onze verklaring iets van terugkeeroecumene had geproefd, had ik hem niet ondertekend. Ik zeg dat niet uit een vorm van politieke correctheid, maar omdat terugkeer wat mij betreft geen goede zaak is. In de definitieve versie van de tekst van de documenten van het Tweede Vaticaans Concilie is de aanduiding ‘bekering’ voor de overstap van individuele christenen van andere kerken naar de Rooms-Katholieke Kerk geschrapt.


Ook wordt in die definitieve versie niet langer gezegd, zoals eerder wel, dat zowel oecumene als de overgang van christenen van andere kerken naar de Rooms-Katholieke Kerk voortkomen uit het werk van de Geest. In de definitieve tekst wordt dit alleen nog van de oecumene gezegd. Natuurlijk wordt nog wel van bekering gesproken, maar dat is dan bekering tot Christus, zoals wij allen, katholieken en protestanten, die nodig hebben. In de oecumene gaat het om een dergelijke gezamenlijke bekering, niet om de terugkeer van hele kerken in de moederschoot van de Rooms-Katholieke Kerk. 


Op het Tweede Vaticaans Concilie werd expliciet geconstateerd dat de Heilige Geest met zijn gaven en genaden ook werkzaam is in andere kerken (LG 15; UR 3). Bijgevolg zijn in die andere kerken ‘elementen van heiliging en waarheid’ die aanwezig die dringen in de richting van de eenheid van de kerk (LG 8). Het is onze taak, in de oecumenische dialoog, die genade en die waarheid te onderkennen in onze partners. Als wij daarop uit zijn, proberen wij niet langer om de ander te overtuigen van ons eigen gelijk, maar om samen te naderen tot de waarheid. Samen kunnen wij dat beter dan alleen: wij kunnen leren van de ander. Dialoog is dan niet langer een uitwisseling van standpunten of ideeën, maar een ‘uitwisseling van gaven’ (UUS 28). In de hedendaagse discussie wordt deze positie wel receptieve oecumene genoemd: een oecumene waarin wij ons openstellen voor de andere kerk, en vooral voor de Heilige Geest die in die andere kerk aanwezig is. 


Graag zet ik in twee stappen nader uiteen wat ik, als katholiek theoloog en in lijn met Vaticanum II, tegen heb op terugkeeroecumene. In de eerste stap wil ik iets zeggen over mijn persoonlijke motivatie voor oecumene. In de tweede stap wil iets zeggen over het verschil tussen terugkeer en hereniging of eenwording. In gesprekken over dit onderwerp blijkt steeds weer dat die twee door elkaar worden gehaald. Ik begrijp waarom dat zo is, maar denk toch dat het heel belangrijk is om ze uit elkaar te houden. 


Allereerst mijn persoonlijke motivatie. Ik ben van Rooms-Katholieken huize, maar toen mijn ouders trouwden, spraken zij af dat zij na hun huwelijk geen stap meer in de kerk zouden zetten. Mijn geloofsopvoeding kreeg ik van katholieke grootouders, maar vooral ook op de protestants-christelijke lagere en middelbare scholen die ik bezocht. Dáár heb ik leren bidden, daar heb ik mijn liefde voor de Bijbel meegekregen, daar heb ik leren geloven. Ik werd zelfs lid van een kinderkoor in een hervormde kerk en bezocht daar soms de diensten. Tijdens en na de middelbare school kwamen daar Youth for Christ en de charismatische vernieuwing bij. Ik ben zelf uiteindelijk Rooms-Katholiek geworden, maar ik ben mij er heel goed van bewust dat zonder de vele goede protestanten die zich om mijn geloofsopvoeding hebben bekommerd, ik nu waarschijnlijk niet gelovig zou zijn. Daarmee bedoel ik niet alleen dat ik mijn geloof nu toevallig aan protestanten te danken heb, maar ook dat ik vermoed dat als ik op katholieke scholen had gezeten, ik nu niet gelovig zou zijn. De aandacht die de protestants-christelijke school voor de bijbel had, was er op een katholieke school eenvoudigweg niet geweest. Ik dank mijn geloof juist aan het eigene van het protestantisme, en daarom vind ik het ook van belang dat dit eigene, ook bij een hereniging, niet verloren gaat.


Daarmee zijn wij aangekomen bij waar het mij vanmiddag vooral om te doen is: het verschil tussen terugkeer en hereniging. Bij terugkeer denk ik aan het volgende: een protestantse kerk besluit zich weer aan te sluiten bij de Rooms-Katholieke Kerk. De betreffende kerk constateert dat de misstanden die de Katholieke Kerk in de zestiende eeuw teisterden, zijn opgelost, dat er inmiddels overeenstemming is over de rechtvaardigingsleer, dat de eigen avondmaalsvieringen voor een buitenstaander nauwelijks te onderscheiden zijn van Katholieke eucharistievieringen en dat men bovendien steeds vaker avondmaal viert, dat de Bijbel inmiddels ook in de Katholieke Kerk en liturgie een volwaardige plaats heeft, dat de kerkvisies naar elkaar toe zijn gegroeid, laatstelijk nog doordat nu ook de Katholieke Kerk synodaal wil worden, en dat de verschillende visies op het ambt niet langer kerkscheidend zijn.


Nadat wederzijds schuld is beleden over de ongelukkige gang van zaken in de zestiende eeuw, wordt pragmatisch gekeken hoe beide kerken in Nederland zo goed mogelijk in elkaar worden geschoven, waarbij op een aantal onderdelen overgangsregelingen zullen moeten worden getroffen, bijvoorbeeld waar het gaat om de vrouw in het ambt. Een dergelijke terugkeer is niet wat ons platform voor ogen heeft, en ook niet wat de Katholieke Kerk voor ogen heeft. Toch is het, vrees ik, wel datgene waaraan de meeste mensen denken bij hereniging. Hierbij speelt, naast oud wantrouwen, het verschil in omvang een cruciale rol. Het relatieve getalsmatige gewicht van een protestantse kerk bij onderhandelingen over hereniging met de Katholieke Kerk is zo klein, dat de eerste heel weinig concessies mag verwachten. Het is een beetje zoals met de onderhandelingen over een nieuw kabinet. Stel dat de onderhandelingen over een rechts kabinet definitief waren gestrand en men was gaan onderhandelen over een midden-coalitie met VVD, NSC, en D66. Samen hebben die 78 zetels en dus een meerderheid in de Tweede Kamer. Als de ChristenUnie ook mee had gedaan aan de onderhandelingen, had die, als kleinste partij en zonder machtspositie – de partij was niet nodig voor een meerderheid – heel weinig invloed op het kabinetsbeleid gekregen. Zit het bij de Nederlandse protestantse kerken in hun verhouding tot Rome niet net zo?


Het antwoord is: nee, zo zit het niet. In de eerste plaats erkent de Katholieke Kerk dat de bestaande kerkelijke verdeeldheid het de Katholieke Kerk onmogelijk maakt, haar eigen katholiciteit ten volle te verwerkelijken. De kerkelijke verdeeldheid ondergraaft de Katholieke Kerk in haar wezen, en daarom is het werken aan hereniging ook een geloofsopdracht voor de Katholieke Kerk. Ofwel: de betreffende protestantse kerken zijn nodig voor de Katholieke Kerk, en zij hebben de machtspositie die de ChristenUnie in het voorbeeld niet heeft. Op de tweede plaats onderkent de Katholieke Kerk dat de Heilige Geest werkt in protestantse kerken op manieren waarop Hij niet in de Katholieke Kerk werkt. Wat ik in het klein heb ervaren in mijn eigen leven, namelijk dat ik heel veel te danken heb juist aan het protestants zijn van protestantse medechristenen, erkent de Katholieke Kerk in het groot. Als protestanten ‘gewoon’ Katholiek worden, gaan Geestesgaven verloren waar de Kerk niet zonder kan. Dat mogen wij niet laten gebeuren. Als het tot een hereniging komt tussen protestant en Katholiek, willen wij als Katholieken de specifiek protestantse charismata verwelkomen. Onze eigen bekering tot Christus is niet volledig wanneer het geen gezamenlijke bekering met protestanten is, en wanneer wij de gaven niet erkennen die wij via protestanten van God ontvangen. Ik zou tegen de protestantse broeders en zusters hier willen zeggen: zonder jullie zijn wij onvolledig en kunnen wij onszelf niet zijn. Hier komt een derde punt bij: in vergelijking met de Rooms-Katholieke wereldkerk is het Nederlands protestantisme inderdaad getalsmatig heel erg klein, maar als je wereldwijd kijkt is het protestantisme groter dan de oosterse orthodoxie. De situatie van de orthodoxie is ook in die zin vergelijkbaar met die van het protestantisme dat het gaat om lokale kerken die toch van hetzelfde type zijn. Voor hen zijn er generieke afspraken in de vorm van een eigen kerkrecht en een eigen, oosterse ritus, en daarnaast afspraken per geunieerde kerk. Het ligt daarom voor de hand dat voor een hereniging van protestanten en katholieken soortgelijke afspraken worden gemaakt, op generiek en op specifiek niveau. Pas wanneer generieke afspraken zijn gemaakt, wordt hereniging een reële mogelijkheid. 


Wanneer je op dit moment op zondag een oosters-katholieke kerk binnenloopt, merk je niet direct dat het een geunieerde kerk is. Oosters-katholieke kerken hebben hun eigenheid als orthodoxe kerken bewaard. Zo zal het met geunieerde protestantse kerken ook moeten zijn. Dat betekent natuurlijk niet dat er voor hen niets zal veranderen. Samen zullen protestanten en katholieken moeten zoeken naar wat van de protestants-katholieke veelvormigheid van de Geest afkomstig is en moet worden bewaard, en wat van mensen afkomstig is en mag verdwijnen. Protestantse kerken moeten in dat proces herkenbaar protestants blijven. 

Ik zou mij kunnen voorstellen dat het op sommigen van U overkomt alsof ik heb gezegd dat het verschil tussen terugkeer en hereniging is dat bij terugkeer protestanten onherkenbaar opgaan in de Rooms-Katholieke Kerk, terwijl er bij hereniging protestantse reservaten binnen de Katholieke Kerk worden geschapen waarbinnen protestanten, vermoedelijk met enkele concessie, protestant kunnen blijven. 


Dat is echter geenszins mijn bedoeling. Bij hereniging gaat het om gezamenlijke bekering tot Christus. Als de Katholieke Kerk de gaven van het protestantisme serieus neemt, betekent dit dat zij ook zelf zal moeten veranderen in een voortgaande bekering tot Christus. Wat dit concreet betekent, kan ik als Katholiek hier natuurlijk niet zeggen. Het is aan protestanten om te zeggen wat zij belangrijk vinden, en aan ons samen om te onderscheiden wat van God is, en wat niet. Maar op grond van wat ik heb gehoord en gelezen, kan ik wel enkele voorbeelden noemen. Ik begin met een kleinigheid. Katholieken kennen een zondagsplicht, die hen verplicht elke zondag een eucharistieviering mee te vieren. In de praktijk maakt dit oecumenische vieringen op de zondagmorgen voor Katholieken die zich aan de regels van hun eigen kerk willen houden, onmogelijk. Als wij oecumene als een geloofsopdracht zien, moeten wij dan niet zeggen dat het meevieren van een oecumenische viering of een protestantse dienst ook als vervulling van de zondagsplicht geldt? 


Vervolgens een ingrijpender voorbeeld. Jezus vierde het laatste avondmaal met brood en wijn en gaf zijn leerlingen de opdracht, tot zijn gedachtenis hetzelfde te doen (1 Kor. 11:24–25). In de Katholieke Kerk ontvangen gelovigen die deelnemen aan de eucharistieviering in de regel alleen brood, geen wijn. Zouden wij hier van onze protestantse zusters en broeders niet kunnen leren, dat dit een misvorming is? Zou het niet beter zijn als wij in dit opzicht terugkeerden tot de opdracht van Jezus zelf?


Ik noem een laatste voorbeeld. De katholieke opvatting van het Petrusambt, met alle bevoegdheden die toekomen aan de Paus, werkt in de ogen van veel protestanten kerkscheidend. De Katholieke Kerk erkent dit en is bereid om er iets aan te doen. Sinds Paus Johannes Paulus II in zijn encycliek Ut unum sint een oproep deed aan protestanten om mee te denken over een invulling van het Petrusambt die ook voor protestanten aanvaardbaar is, is deze oproep herhaald door Benedictus XVI en Franciscus. Op die oproep is van vele kanten gereageerd, en onlangs publiceerde de Dicasterie voor de Eenheid een studiedocument waarin die reacties worden samengevat, met de nadrukkelijke bedoeling dit gesprek verder te brengen. Ik geef dit voorbeeld om te laten zien dat het geenszins denkbeeldig is dat de Katholieke Kerk gaat bewegen, ook op terreinen waar dat lang onmogelijk heeft geleken. 


Hoe nu verder? In Duitsland hebben de Katholieke bisschoppen en de Evangelische Kirche in Deutschland onlangs uitgesproken, niet meer zonder de ander kerk te willen zijn. Zij zijn onopgeefbaar verbonden; hun identiteit wordt mede gevormd door hun relatie tot elkaar. Voor veel Nederlandse christenen geldt reeds, dat hun identiteit niet langer alleen gevormd is door hun eigen kerk, maar door verschillende kerken en tradities waartoe zij zich op  onderscheiden manieren verhouden, zonder hun eigen kerk op te geven. Zij zijn reeds onopgeefbaar met elkaar verbonden. Het zou mooi zijn als onze kerken een weg zouden ingaan waarin zij hetzelfde zouden uitspreken, als een nieuwe – ik zeg bewust niet ‘eerste’ –stap op de weg naar zichtbare eenheid.

Comments


bottom of page